De geschiedenis van de brommer (toen nog bromfiets) in Nederland is vooral na-oorlogs. Tijdens de wederopbouw van Nederland in de jaren '50 is er behoefte aan goedkoop woon-/werk vervoer voor de massa. Er waren niet veel fietsen meer over, omdat de Duitsers die hadden geconfisqueerd tijdens de 2e Wereldoorlog. Auto's waren er nog lang niet zoveel en dus kwam de bromfiets ten tonele in grote aantallen.
Vespa en Lambretta kwamen met een oer-scooter, gemaakt van overtollige vliegtuigonderdelen en deze waren functioneel. Er was ook vraag naar goedkopere modellen en menig Europees fabriek sprong in het gat met een ruim assortiment aan dames- en herenbrommers. De Fransen kwamen met de Solex met voorwielaandrijving, de Duitsers hadden de DKW, Kreidler en Zündapp, en Nederland had de Batavus en Berini, België de Flandria en Oostenrijk had Puch.
Die groei zette door in de jaren '60, waarbij Nederland hét bromfietsland numer 1 in de wereld werd, met ruim 1,1 miljoen(!) geregistreerde bromfietsen. In die jaren '60 kreeg de Nederlandse brommercultuur ook een eigen gezicht. Natuurlijk reden meiden op de damesbrommers, vaak met automaatmotor, en reden de jongens op herenbrommers met hand- of voetschakeling.
In de Randstad ontstonden groepen met hun eigen subcultuur. Rond de regio Den Haag waren dat de vetkuiven en buikschuivers met hun Puch of Kreidler, in Amsterdam waren dat de provo's en kabouters, met hun Puch en in Rotterdam ontstond een hele toer-cultuur rond de Zündapp en Puch. Het hippie tijdperk zorgde voor individualisme, wat ervoor zorgde dat men de eigen bromfiets ging verbouwen, met ondermeer hoge sturen, opvoeren met meer motorinhoud en hogere snelheden (tot meer dan 110 km/uur) en special paint met mooie metallic lakken. De bromfietscultuur bereikte een hoogtepunt.
Mijn eerste herinneringen zijn ook rondom die brommers. We kregen visite Solexen of Puch's, waarop ik werd gezet voor leuke foto's. Mijn moeder had een witte Puch Skytrack, die stiekum was opgevoerd met een snelheid van wel 110 km/uur. Ze was gezien door een oom en op een verjaardag kwam dat ter sprake. Ze moest het ding onmiddelijk verkopen! Later, toen ik ter wereld kwam, viel de verstandige keuze op een betaalbare Vespa Ciao. Met een kinderzitje met rugsteun, en toen nog zonder helmplicht.
Omdat er toch werd geadviseerd om een helm te dragen in die vroege jaren, droeg mijn moeder een paardenrijhelm, en ik kreeg een opengeknipte kindervoetbal op. Jawel! Veiligheid in de jaren '60 mocht niet veel kosten natuurlijk.
Vanaf mijn tiende mocht ik stiekum 's zomers brommer rijden op de Vespa. Zo leerde je gasgeven en sturen en dat kon ook stiekum op de lange wegen van en naar de kust, naar het strand toe. We praten dan over de jaren '70. De economie was flink gegroeid, er werden meer autowegen en snelwegen aangelegd en er kwamen betaalbare auto's voor de meeste mensen. De bromfietscultuur belandde in een nieuwe generatie. De meeste merken en modellen verdwenen, en de duurdere modellen bleven bestaan.
Eind jaren '70 kreeg ik mijn eerste brommer. Het was een oude Gilera CBA, waarvan de koppeling was versleten. Ik wist niet hoe dat toen te repareren als kind, maar wél hoe ik dingen uit elkaar kon halen en weer in elkaar zetten. En zo leerde ik onbewust de techniek achter de bromfietsen, door te sleutelen. Die CBA heeft nooit meer gereden, maar is pas in 1997 naar het oud ijzer gegaan. Het was een mooi leerproject.
En zo kwam ik in de jaren '80 aan; de tijd van de middelbare school, en natuurlijk: mijn eerste bromfiets.