(fotoscan uit krantenartikel 'De Schakel', 1 februari 1993. Kleuren digitaal bijgewerkt.)
Na de Tweede Wereldoorlog keerde de familie Dekker weer terug naar hun woning aan de Schenkeldijk. Lijntje ('Opoe' ofwel oma), Arie ('Aai'), Arendje ('Annie'), en hun dochter Lijntje ('Loes') Dekker, na een kleine 3 jaar gevolgd door de geboorte van hun tweede dochter, Pia. Het arbeidershuisje aan de Schenkeldijk stond op een stukje gepachte grond, bevatte wat grasland, en een groentetuin, waar de hele familie die jaarlijks op visite kwam, van kon eten. Het dagelijkse leven werd weer opgepakt en Nederland werd herbouwd.
Arie werkte als ketelmaker bij de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, aan de vele nieuw te bouwen en te repareren schepen. Hij heeft o.a. ook gewerkt aan de bouw van de S.S. Rotterdam. Zijn vrouw Annie was huisvrouw die Opoe Dekker hielp in het huishouden en om de beide dochters op te voeden. Het leven was eenvoudig, maar naar omstandigheden goed.
Dan is er die nacht van 1 februari 1953. De watersnoodramp, die in Zeeland begint met een hoogwaterstorm, laat dijken doorbreken, met verschrikkelijke gevolgen. Het water baant zich steeds verder een weg en komt ook via de Oude Maas aan bij de zuidkant van Rhoon. Nadat het Veer van Goidschalxoord overstroomt, zijn de binnendijken klein spel voor de massa water. Ook de Schenkeldijk moet er aan geloven en alles stroomt extreem snel onder water.
Hoewel er lokale reddingsploegen bezig zijn om de dijken te stutten, is het op een aantal plekken dus te laat. Met gevaar voor eigen leven (zij zagen het water al over de dijk komen toen zij nog moesten vluchten) rennen zij een stuk verder de dijken op waar het relatief veilig is. De ellende is niet te overzien, maar iedereen van het gezin brengt het er levend af, al hebben sommigen watervrees voor het leven. Zwemlessen nemen krijgt na de ramp flinke aandacht.
In de dagen en weken er na blijkt dat het oude houten huis té veel waterschade heeft opgelopen, net als de houten fundering. Het moét worden gesloopt. Enkele spullen kunnen nog worden gered uit huis, maar alles in de schuur en op de begane grond is vernield of vervuild en dus niet meer te gebruiken. Een kennis van de Dorpsstraat is particuliere huisbaas en schenkt al spoedig een huurhuis aan de Kleidijk in Rhoon; eveneens een kleine eenvoudige woning met een tuintje ernaast. De familie Dekker is dankbaar voor dit alles en al snel wordt het nieuwe huis bewoond.
De oude woning aan de Schenkeldijk wordt omver getrokken zodat het écht niet meer bewoond kan worden. Door de erfpacht op de grond mag er ook geen nieuwe woning meer op worden gebouwd tot veler verdriet. Arie besluit echter het land niet op te geven, waar al zo voor is gevochten. Uit de resten van het puntdak maakt hij een schuur voor de opslag van zijn gereedschap om te kunnen blijven tuinieren en groenten verbouwen.
Ook neemt hij een dozijn schapen en bouwt hij twee open stallen ter beschutting voor de dieren. In zijn vrije tijd wordt hij schapenteler en staat ook zo vermeld in het telefoonboek. Het land wat zijn vader kocht en waar hun huis op werd gebouwd, het land en huis waar zij uit werden geëvacueerd tijdens de Tweede Wereldoorlog, het land waar de Watersnoodramp van 1953 over stroomde, dat land zou hij tot aan zijn dood niet opgeven en blijven bewerken...